Avant-garde

(Fr. voorhoede, voorpost). 1. Generatie of groep kunstenaars die, gezien vanuit een bepaald ogenblik in de geschiedenis van de kunst, zich afzetten tegen de geldende traditie en de bestaande vormencanons, en die experimenteren met nieuwe vormen, technieken of stijlen. In de zin dat avant-gardebewegingen anticiperen op de toekomst en steeds weer een radicale breuk met de traditie en de canon* proclameren, kan men de avant-garde beschouwen als een structurele factor in de artistieke evolutie. De avant-gardekunstenaar stelt zich op in de speerpunt van de vernieuwing, progressief, antagonistisch en dus vaak marginaal, waarbij deformatie, hermetisme en onbegrijpelijkheid principieel toegepast worden; dat veroorzaakt doorgaans afwijzing en aliënatie of recuperatie. Gebruikt men de term in een concreet-historische eerder dan in een algemeen-structurele betekenis, dan wordt vooral de periode tussen 1910 en 1930 aangeduid. Deze zgn. historische avant-garde omvat elkaar beconcurrerende bewegingen als het futurisme, dada, surrealisme, imagisme, enz., die allemaal een intens, veeleer kort leven kenden en hun ideeën luidruchtig verkondigden in tijdschriften, pamfletten en manifesten.

2. In de dramatiek wordt de term vooral gebruikt ter aanduiding van een groep schrijvers rond het absurd theater (Beckett, Ionesco, Adamov e.a.) en van toonaangevende regisseurs van de jaren 50 in Frankrijk (Barrault, Serreau, Blin, Vilar). De avant-garde uit de jaren 20 had betrekking op uitlopers van het symbolisme (Maeterlinck, Ghelderode) en vernieuwende regisseurs als Lugné-Poë en Charles Dullin.

Literatuur: F. Drijkoningen e.a., Historische avantgarde, 1982.J. Weisgerber (red.), Les avant-gardes littéraires au XXe siècle, 2 vols., 19862. S. Levie, ‘Avant-garde’ in W. van Peer & K. Dijkstra (red.), Sleutelwoorden, 1991, pp. 9-16. F.N. Mennemeier & E. Fischer-Lichte (red.), Drama und Theater der Europäischen Avant-Garde, 1994. D. Scheunemann (red.), European Avant-Garde: new perspectives, 2000. H. van den Berg & G.J. Dorleijn (red.), Avantgarde! Voorhoede?, 2002. A.J. Webber,  The European Avant-Garde, 2004.