Imagisme

 

 

(Lat. imago = beeld). Beweging in de Angelsaksische poëzie (en literaire kritiek) die vooral prominent was vlak vóór en ook wel tijdens WO I. Ze ontstond min of meer gelijktijdig in Engeland en Amerika, beïnvloed door de poëzieopvattingen van de dichter en filosoof T.E. Hulme. De bezielende figuur was Ezra Pound; in een latere fase nam Amy Lowell het leiderschap van hem over. ‘The imagist movement’ reageerde tegen de aanslepende romantiek. In de eisen die gesteld werden aan goede lyriek, klinken echo’s door van het Franse symbolisme  en van de Chinese en Japanse poëzie (o.a. de haiku ). Poëzie hoorde “a direct treatment of the thing” te zijn, d.w.z. concreet, exact, geconcentreerd op het essentiële, ontdaan van alle redundantie. Vooral op de scherpte, de precisie en de evocatieve kracht van het poëtische beeld (‘image’) lag een sterke nadruk. De dichter diende in alledaagse taal te schrijven en zich los te maken van elke metrische dwang; alle beperkingen qua onderwerpskeuze werden verworpen. De beweging heeft een aantal fijne kortere gedichten voortgebracht en heeft mede de weg gebaand voor grote vernieuwers als T.S. Eliot en D.H. Lawrence.

Het imagisme moet onderscheiden worden van het imaginisme (Russ. imazjinizm), een stroming in de Russische poëzie in de jaren 1919-1924, al zijn er duidelijke parallellen aan te wijzen, zoals de grote aandacht voor het dichterlijke beeld.

Literatuur: W.C. Pratt, The Imagist Poem, 1963. V. Markov, Russian Imagism 1919-1924, 1980. P. Jones, Imagist poetry, 1981. S. Sommerkamp, Der Einfluss des Haiku auf Imagismus und jüngere Moderne: Studien zur englischen und amerikanischen Lyrik, 1984. R. Oram (red.), The imagist revolution: 1908-1918: letters exchanged between Ezra Pound and T.S. Eliot, 1993. P. Crisp, ‘Imagism’s Metaphors – a Test Case’ in Language and Literature, 1996, pp. 79-92.