Adiectio

(Lat. ad-icere = toe-voegen). Een van de fundamentele tekstbewerkingen (Kyk Tekstbewerking) die reeds voorkomt in de antieke retoriekschema’s. Adiectio kan intensief zijn: de werking van een tekstelement wordt ‘versterkt’ door amplificatie*. Ze kan ook kwantitatief zijn: een klank, lettergreep, woord, zin of gedachte wordt ‘toegevoegd’ (appositio < Lat. ad-ponere = plaatsen bij). Als het gaat om een toevoeging van één of enkele letters aan een woord, dan onderscheidt men naar gelang van de plaats van de toevoeging (Gr. thesis = plaatsing):

            prothesis (vooraan), bv. gnatus i.p.v. natus.

            epenthesis (middenin), bv. Mavors i.p.v. Mars.

            paragoge (achteraan), bv. avecque i.p.v. avec.

Adiectio kan door een auteur bewust worden toegepast met het oog op een literair-esthetisch effect (woordspeling, metrisch schema, archaïsering, enz.). Voorbeelden: ‘inteellekt’ (Lucebert), ‘goudeeuwig als ‘t herrefst is’ (Gorter).