Intertekstualiteit

(Lat. inter = tussen). 1. Term, gebruikelijk in de hedendaagse literatuurstudie om aan te duiden dat een literaire tekst gesitueerd is tussen andere teksten en er vaak op teruggaat (zie ook metatekst,). In het intertekstualiteitsdenken, dat geïnspireerd is op de ideeën van de Russische filosoof M. Bakhtin en bekend geraakt via het werk van J. Kristeva, wordt de tekst beschouwd als ingeschreven in het kader van andere teksten (bv. in een genretraditie, discourstype, via parodie, allusie, citaat, e.d.), van waaruit hij zijn ‘eigenlijke’ betekenis krijgt. Het autonome, eenmalige karakter van de tekst wordt hierbij sterk gerelativeerd omdat de tekst zich bevindt op het snijpunt van zoveel andere teksten, waarvan hij de repliek, de herlezing, de verschuiving, de verkorting, enz. is. Zie ook tekst, tekstbewerking. Een intertekstuele benadering wordt aldus onderscheiden van een intratekstuele aanpak die zich op een bepaalde tekst toespitst om hem in zijn eigen tekstualiteit te begrijpen (zie literaire kritiek (sien LITERATUURKRITIEK) en van een contextuele benadering die een tekst vooral analyseert en interpreteert vanuit de maatschappelijke context.

In de praktijk van de tekstinterpretatie maakt men gewoonlijk een onderscheid tussen specifieke en generieke intertekstualiteit. In het eerste geval zijn in een tekst duidelijke signalen van een welbepaalde pretekst (genotekst) aanwezig die op het vlak van structurering, motieven, karakterisering of stijl functioneel zijn voor de betekenis ervan. Bij generieke intertekstualiteit gaat het veeleer om verwijzingen naar genreconventies en speelt het verwachtingspatroon van het (lezers)publiek een grotere rol (zie ook onder 2).

2. De term intertekstualiteit krijgt in de SEMIOTIEK een nog ruimere toepassing. Men bedoelt er dan mee dat al wat ons omgeeft als ‘tekst’ kan worden beschouwd, bv. de cultuur, de politiek, enz. De talige tekst, i.c. het literaire werk, wordt dan gesitueerd tegenover deze ‘teksten’. Het tekstgebeuren wordt beschouwd als een weefproces (Lat. textus = weefsel) waarbij elke betekenis in andere betekenissen ingeweven wordt. De tekst is een betekenisknoop die naar verschillende culturele codes (sien code) verwijst. Het geheel van codes dat de cultuur uitmaakt, is op een gelijkaardige manier ineengestrengeld tot een textuur. Literaire, muzikale, politieke, wetenschappelijke en picturale teksten vormen alzo het weefsel van het ‘Boek der Cultuur’.

Literatuur: V. Broich & M. Pfister (red.), Intertextualität, 1985. Intertekstualiteit, themanummer Spiegel der letteren, 1987. den Boeft, ‘Intertekstualiteit’ in W. van Peer & K. Dijkstra (red.), Sleutelwoorden, 1991, pp. 75-82. J. Helbig, Intertextualität und Markierung: Untersuchungen zur Systematik und Funktion der Signalisierung von Intertextualität, 1996. R. van der Paardt, Een vertrouwd gevoel van onbekendheid: opstellen over antieke intertekstualiteit, 1996. N. Limat-Letelleier & M. Miguet-Ollagnier (red.), L’intertextualité, 1998. G. Allen, Intertextuality (The New Critical Idiom), 2000. E. Jongeneel, ‘Veelbetekenende literatuur’ in L. Duyvendak & B. van Heusden (red.), Casusboek literaire cultuur, 2001, pp. 62-78. Literatuur: M. Orr, Intertextuality. Debates and contexts, 2003.