Informatietheorie

Afkomstig uit de wereld van de telecommunicatie (vandaar de mathematische en statistische inslag), ressorteert de informatietheorie onder de overkoepelende discipline van de cybernetica. In de esthetica en de literatuurwetenschap werden de termen informatie, entropie en redundantie overgenomen. In tegenstelling tot de dagelijkse betekenis (‘inhoud’ van een mededeling) wordt met informatie hier de graad van onverwachtheid, onvoorspelbaarheid, afwijkendheid bedoeld. Deze onvoorspelbaarheid is een relatief begrip. Informatie is deels subjectief bepaald omdat de nieuwigheidswaarde afhankelijk is van (de vertrouwdheid van) de ontvanger of van de collectieve verwachtingshorizon (verg. receptieonderzoek). Daarnaast is er ook een objectieve factor. Onvoorspelbaarheid is nl. ook afhankelijk van de gebruikte code: de hoeveelheid informatie van een teken (een letter, woord, tekstgedeelte, tekst) is omgekeerd evenredig met de waarschijnlijkheid (frequentie) van dat teken in een bepaalde code (taalsysteem, literair systeem). Zo biedt bv. in een tekst de letter x meer informatie dan de letter e vanwege de lagere frequentie ervan in het taalsysteem.

Het begrip informatie wordt ook in verband gebracht met de zgn. entropie van een tekst. Entropie, een begrip afkomstig uit de thermodynamica, staat daar voor de mate van ongeordendheid van een stof (Gr. tropè = wending, draai). Zo heeft een gas een grotere entropie dan een vaste stof: de moleculen ervan zijn in mindere mate geordend. Met betrekking tot de tekststudie zou de entropie van een tekst aldus evenredig zijn aan zijn ongeordendheid. Als tekstelementen gemakkelijk af te leiden of te voorspellen zijn uit andere tekstelementen op basis van een strakke interne ordening in de tekst, is de entropie van die tekst laag, en daardoor ook zijn informatiegehalte. Men zegt in dat laatste geval ook dat de tekst veel redundantie bevat, d.i. overbodigheid van tekstelementen (Lat. redundare = overlopen, overbodig zijn) die voorspeld kunnen worden en die dus ‘niets nieuws’ brengen. Een zekere graad van redundantie blijkt overigens wel nodig te zijn voor de overdracht van teksten; op dat surplus kan de tekstontvanger nl. een beroep doen als er storingen (noise, ‘ruis’) optreden in het communicatieproces.

Literatuur: T.A. van Dijk, Taal, Tekst, Teken, 1971, hfst. 4. R. Escarpit, Théorie générale de l’information et de la communication, 1976. S.R. Suleiman, ‘Redundancy and the “Readable” Text’ in Poetics Today, 1980, pp. 119-142. G. Fauconnier, Algemene communicatietheorie, 1981.