Ideologie, ideologiekritiek

De term ideologie werd in 1796 geïntroduceerd door de Franse filosoof Destutt de Tracy om een nieuwe wetenschap aan te duiden die de menselijke ideeën, hun eigenschappen, wetmatigheden en oorsprong wil onderzoeken.

In de ruimste betekenis staat ideologie nu voor de ideeën die aan de grondslag liggen van een wijsgerig stelsel of voor de levens- en wereldbeschouwing van een bepaalde groep (beweging, partij). In een meer specifiek marxistische context verwijst de term naar de overtuigingen (geheel van uitspraken en voorstellingen) van een bepaalde groep of klasse, die zich als vanzelfsprekend en volkomen legitiem, d.i. als algemene waarheden aandienen, maar die in feite dienen ter rechtvaardiging van de belangen van die groep. Ideologie wordt hier synoniem van heersende ideologie als vals bewustzijn. Het denken dat geproduceerd wordt door de heersende economische verhoudingen, beschikt over (ideologische) apparaten (L. Althusser) die als reproductieorganen van die ideologie fungeren, zoals kerk, rechtspraak, onderwijs, familie. Steeds opnieuw wordt het historisch relatieve en vergankelijke karakter van de ideologie ontkend door het waardesysteem als natuurlijk voor te stellen.

Literatuur kan optreden als een soort realisering-materialisering van een bepaalde ideologie; de tekst is dan een reproductiefactor, een ‘weerspiegeling’ van die wereldbeschouwing. Literatuur kan echter ook een bewerking zijn van de ideologie, en aldus een ontideologisering, een ontmaskering (ideologiekritiek) inhouden. In dit geval neemt men aan dat de ideologie in de literatuur haar tekorten en tegenstrijdigheden laat zien, dat ze ophoudt natuurlijk en vanzelfsprekend te zijn. Bepaalde vormen van tekstonderzoek gaan na op welke wijze literaire werken ideologieën bewerken: ze bevestigen en/of weerleggen. Dikwijls zijn literaire teksten ambivalent. Ze zijn zowel ideologisch als ideologiekritisch. Een dergelijk onderzoek kan de vorm aannemen van een discoursanalyse waarbij elke discursus als een reservoir van aangeslibde betekenissen wordt beschouwd, en de specifieke interactie van deze discursen in de tekst als conflicten tussen waardesystemen en hiërarchieën wordt bestudeerd (P.V. Zima, R. Fowler). Ideologiekritiek wordt vrijwel onvermijdelijk vanuit een bepaald ideologisch standpunt bedreven, vandaar dat zij zelf eigenlijk ook een ideologiekritische analyse vereist.

Literatuur: Aurora: nieuw tijdschrift voor filosofie en ideologiekritiek (1976-). R. Williams, ‘Ideology’ in Keywords, 1976, pp. 126-130. E. van Alphen, Bang voor schennis? Inleiding in de ideologiekritiek, 1987. P.V. Zima, Ideologie und Theorie: eine Diskurskritik, 1989. S. Zizek, The Sublime Object of Ideology, 1989. T. Eagleton, Ideology: an introduction, 1994. R. Marres, Zogenaamde politieke incorrectheid in Nederlandse literatuur: ideologiekritiek in analyse, 1998. D. Hawkes, Ideology (The New Critical Idiom), 20032.