Annalen

(Lat. annales = jaarboeken). 1. Oorspronkelijk in het antieke Rome en aan de hoven of religieuze centra van het oude Oosten de opsomming van feiten en namen, per jaar gerangschikt. Zo noteerde de pontifex maximus (hoogste religieuze ambtenaar in Rome) elk jaar op houten borden (zie album) de namen van de magistraten, alsook de merkwaardigste gebeurtenissen. De annalistiek of de uiteenzetting van de geschiedenis in de vorm van jaarboeken, ontstond in de tweede eeuw voor Christus in Rome op basis van de bovenvermelde lijsten en van het werk van P. Mucius Scaevola die ca. 130 voor Christus het gehele archief van de pontifex maximus samenvatte in 80 boeken en er ook de politieke feiten in verwerkte. Tevoren was de aandacht haast uitsluitend uitgegaan naar gebeurtenissen van religieuze en natuurlijke aard. De geschriften van dergelijke schrijvers of annalisten werden tijdens de eerste eeuw voor Christus uitvoeriger en politieker van inhoud, maar zij bleven vrij kritiekloos en dienden vaak bepaalde politieke en familiale belangen. Toch had de annalistiek grote invloed op het werk van geschiedschrijvers als Livius en Tacitus. Het genre van de annalen leefde voort tijdens de Karolingische tijd en de middeleeuwen in kloosters, hoven en bisschoppelijke residenties. Zie ook kroniek.

2. De term annalen wordt vaak gebruikt als titel voor een tijdschrift. Zeer bekend is het Franse Annales (1929), gesticht door L. Febvre en M. Bloch, sinds 1946 verruimd tot Annales, Economies, Sociétés, Civilisations. Het tijdschrift beïnvloedde sterk de vernieuwing in de geschiedschrijving en ligt o.m. via publicaties van Braudel mede aan de basis van de ‘histoire des mentalités’.

Literatuur: D. Hay, Annalists and Historians. Western Historiography from the Eight to the Eighteenth Centuries, 1977. G. Forsythe, The Historian L. Calpurnius Piso Frugi and the Roman Annalistic Tradition, 1994. M. Chassignet, L’annalistique romaine, 1996.