Alexandrijn

 Jambisch vers (Kyk jambische poëzie) van twaalf (mannelijke eindlettergreep) of dertien lettergrepen (vrouwelijke eindlettergreep) met een duidelijke cesuur na de derde heffing, waardoor het vers in twee gelijke helften (hemistiches [sien hemistiche, hemistichion]) wordt gesneden. Benaming naar de Franse Roman d’Alexandre uit de twaalfde eeuw waarin deze versmaat (zesvoetige jambe) voorkomt.

Bv.      Men néemt / zo kórt / een wég // als me’im/mer né/men kán (Vondel, Palamedes, 1625).

            De zée, / de zée / klotst vóort // in éinde/lóze / déining (Kloos).

Literatuur: F. Moreau, Six études de métrique: de l’alexandrin au verset contemporain, 1987.