Autoreferentieel, autoreflexief

(Gr. autos = zichzelf). Term ter aanduiding van een door vele critici aan literatuur toegeschreven kenmerk: de literaire tekst vestigt de aandacht van de lezer op zijn eigen structuur en op de manier waarop het talige medium wordt gehanteerd. Sinds het Russisch formalisme en het Praags structuralisme is het gebruikelijk dit op zichzelf georiënteerd zijn van de tekst te beschouwen als het kenmerk bij uitstek van het literaire kunstwerk; denk aan concepten als foregrounding*, literariteit*, poëtische functie, enz. In realiteit blijkt evenwel dat de autoreflexiviteit van de tekst niet in alle historische literatuurconcepten een even centrale plaats inneemt. Binnen bewegingen als het estheticisme, het modernisme en vooral het postmodernisme* heeft literatuur essentieel een ‘narcistisch’ karakter, maar bv. in mimetische tradities (realisme, naturalisme) is dat niet het geval. Zo kan men ook binnen eenzelfde genre als de roman verschillende gradaties waarnemen, gaande van het ‘transparante’ proza van het traditionele realisme tot de literaire zelfbespiegeling van de metafictie. Zie ook communicatiemodel*.