Arthurepiek

Generische benaming voor de middeleeuwse romans over koning Arthur en de ridders van de Ronde Tafel. Naar de regionale herkomst en situering worden ze in de oudere vakliteratuur ook wel aangeduid met de termen Brits-Keltische roman of matière de Bretagne.

De wortels van de Arthurepiek mogen dan in het Keltische cultuurgebied liggen, de grote bloei begint in het Frankrijk van de twaalfde eeuw, vooral in het werk van Chrétien de Troyes (bv. Li chevaliers de la Charrete, Li contes del Graal) en zijn directe navolgers (bv. Guillaume li Clers, Fergus). Chrétien schreef korte, episodische romans in verzen (in de traditie van de hoofse roman), waarin de morele betekenis zwaarder weegt dan de historische lading. Chrétien erkent a.h.w. fictie te schrijven (een nieuwigheid!) en dat roept vanaf ongeveer 1200 een reactie op: er ontstaat de grote historiserende prozacyclus rond koning Arthur (met als kern het drieluik Lancelot propre, Queste del Saint Graal en La Mort le Roi Artu). Deze cyclus leunt in zijn vormgeving (zeer complexe intrige, Structuur, , zeer vele personages) sterk aan bij de middeleeuwse kroniek in een streven naar historiciteit.

In de Arthurepiek is een zeker basisstramien herkenbaar: de rust en orde aan het hof van koning Arthur wordt verstoord door de komst van een vreemd object (het zwevende schaakbord in de Middelnederlandse Roman van Walewein) of een persoon (Galahad in La Queste del Saint Graal). Dan trekt een ridder (soms meerdere) erop uit om de aldus ontstane inbreuk op de hoofse orde (de inordinatio) te herstellen (het queeste-motief).

Hoewel dit episch subgenre vooral in het Franse taalgebied opkwam en floreerde, heeft het ook in het Germaanse taalgebied een grote populariteit gekend. De Duitse dichters Wolfram von Eschenbach (Parzival, ca. 1210) en Gottfried von Strassburg (Tristan, ca. 1200) moeten hier genoemd worden, maar ook de rijke Middelnederlandse traditie met ten minste drie onafhankelijke vertalingen van de Oudfranse prozacyclus en een aantal oorspronkelijke Arthurromans (bv. de Roman van Walewein, de Moriaen en De Riddere metter Mouwen).

 

Literatuur: F.P. van Oostrom (red.), Arturistiek in artikelen, 1978. B. Schmolke- Hasselmann, Der arthurische Versroman von Chrestien bis Froissart,1980. J.D. Janssens, Koning Artur in de Nederlanden, 1985. W. Verbeke e.a. (red.), Arturus Rex. Koning Artur en de Nederlanden, 1987. N.J. Lacy & G. Ashe (red.), The New Arthurian Encyclopedia, 1991. B. Besamusca, ‘The Low Countries’ in N.J. Lacy (red.), Medieval Arthurian Literature: a guide to recent research, 1996, pp. 211-237 (met bibl.). R. Trachsler, Les romans arthuriens en vers aprés Chrétien de Troyes, 1997. G. Claessens & D.F. Johnson (red.), King Arthur in the medieval Low Countries, 2000.