Analogie

 (Gr. proportie, overeenstemming). De gedeeltelijke overeenkomst tussen twee of meer gegevens, die waargenomen wordt tegen een achtergrond van afwijkende kenmerken, en die eventueel als basis dient voor een redenering of conclusie. In die zin beschrijft de argumentatieleer analogie als een redeneerstrategie.

Aangezien relaties van gedeeltelijke identiteit en variatie een fundamentele rol spelen in de literaire tekst (parallellisme), kunnen heel wat aspecten ervan beschreven worden met behulp van het analogiebegrip. De meeste klankeffecten in poëtisch taalgebruik zijn gebaseerd op een fonische overeenkomst die waargenomen wordt tegenover een achtergrond van fonische en vooral semantische niet-overeenkomst. Ook de metafoor* berust op analogie, m.n. op de waargenomen overeenkomst tussen ‘vehicle’ en ‘tenor’. Hetzelfde geldt voor het gebruik of de interpretatie van allegorieën (sien allegorie) parabels (sien parabel ) symboliek. De term vindt verder een toepassing in het comparatistisch onderzoek, zoals bij de vergelijkende beschrijving van teksten die structurele overeenkomsten vertonen (bv. West Side Story en Romeo and Juliet). Het waarnemen van typologische (sien typologie ) relaties tussen literaire fenomenen is in wezen de toepassing van een analogische denkwijze. Zie ook isomorfisme*.

Literatuur: N. Diengott, ‘Analogy as a Critical Term: A Survey and Some Comments’ in Style, 1985, pp. 227-241. H. Verdaasdonk, ‘Analogies as Tools for Classifying and Appraising Literary Texts’ in Poetics, 1994, pp. 373-388.